Schotse kliek (rond 1700)
‘Schotse kliek’, een bijzondere vondst in de Leidse bodem
Behalve met colfstokken met een loden ’slof‘ (= slagstuk) is in de 17e-eeuw ook (beperkt) gecolfd met colfstokken waarvan het houten slagstuk inwendig was verzwaard met lood, een zogenoemde ‚Schotse kliek‘.
Onderstaand een deel van het document over de Schotse kliek van Do Smit, voormalig lid van de Commissie Erfgoed van de Koninklijke Nederlandse Golf Federatie (NGF) met de spelvormen Colf, Kolf en Malie als aandachtsgebied.
Archeologische vondst ‘Schotse kliek’
Begin 2017 trof de archeologische afdeling van het multidisciplinair ingenieurs- en adviesbureau IDDS bv te Noordwijk in de ‘derde vulling’ van een waterput op de hoek van Groenesteeg en Lakenplein in het centrum van Leiden een houten vondst met onbekend gebruik aan. Uit de nevenvondsten kon dit houten voorwerp na onderzoek worden gedateerd in de periode 1650-1750 . Al snel werd de vondst geassocieerd met het golfspel, maar omdat niet eerder een Schotse kliek was opgegraven in Nederland, duurde het even voordat de betekenis van de vondst duidelijk werd. Inmiddels is de erfgoedwaarde onderkend en is de slof geconserveerd (vriesdrogen of lyofilisatie). Overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) is de Schotse kliek vervolgens in bewaring gegeven in het archeologische depot van Erfgoed Leiden en Omstreken.
Kenmerken
De slof is waarschijnlijk gemaakt van esdoornhout (Acer, specifiek waarschijnlijk Acer pseudoplatanus), een houtsoort waarop geen dendrochronologisch onderzoek mogelijk is. Een preciezere datering dan hiervoor vermeld kan dan ook niet worden gegeven. De herkomst van het hout (voor colf- en golfhistorici met name interessant: Nederland of Schotland) is vrijwel zeker Nederland, omdat esdoorn in deze periode niet in het Verenigd Koninkrijk voorkwam.
Esdoornhout is licht van kleur, maar de slof is verkleurd tot donkerbruin. Het hout is gemakkelijk te bewerken, goed af te werken, tamelijk sterk, maar niet erg duurzaam (klasse 5). De slof bevat ongeveer in het midden drie boorgaten, door en door, die zijn opgevuld met loden ‘stiften’ van ongeveer 5 mm doorsnede. Deze ‘stiften’ steken bij de linker flank (= slagzijde) een fractie uit buiten het hout en blijven bij de rechter flank binnen het volume van de slof. Aan de linker flank lijkt dit een gevolg van de indroging van het hout; bij de rechter flank lijkt een groter stuk lood afgebroken. De slagzijde vraagt om een rechtshandige speler en maakt een hoek van 95° met de zool, zodat de bal een (weinig) lift krijgt bij een correcte slag. De stok maakt met de zool van de slof een hoek van 125° -130°, zodat aangenomen moet worden dat de stok langer moet zijn uitgevallen dan bij een stok met loden/tinnen slof.
Afmetingen, gewicht
Gemeten na conservering
Totale lengte van het artefact: 21,2 cm, strak gemeten over het oppervlak van de onderzijde. Gemeten over het oppervlak van de bovenzijde bedraagt de lengte 20 cm. De zool meet 14,5 cm en is dus beduidend groter dan van een lood/tinnen slof, tot ongeveer 10 en hooguit 11 cm voor volwassen spelers. Grootste breedte: 5,7 cm. De slof is 30 mm dik op het dikste punt van de slagkant.
De slof weegt 220 gram, maar waarschijnlijk moet hier een verloren gegaan deel van de loden vulling bij worden geteld. De aangebrachte loden ‘stiften’ hebben de slof ca. 125–150 gram extra verzwaard, maar waarschijnlijker is dat de ‘stiften’ een groter stuk lood in de slof op zijn plaats hebben gehouden; de loodresten in de rechthoekige sparing in de rechter flank wijzen hierop. De totale verzwaring zal in dit geval hoger zijn uitgevallen.
Onderstaand het complete document over de Schotse kliek van Do Smit: