1261: Oudst bekende vermelding van het colfspel

Oudst bekende vermelding van het colfspel. Uit Merlijn de Tovenaar, gedicht van Jacob van Maerlant.

In 1261 maakte Jacob van Maerlant een vrijzinnige vertaling van Le livre de Merlin van Robert de Boron, een Franse schrijver uit de 12e eeuw. In deze vertaling is sprake van een balspel mit ener koluen, dat wil zeggen met een ‘colf’ ofwel ‘colfstok’. En hiermee wordt duidelijk dat Jacob van Maerlant bekend was met dit stok-met-bal-spel. Hij woonde en werkte in of nabij Damme (België). Colf behoort daarmee aantoonbaar tot de oudste balspellen in het Nederlandse taalgebied.

Deze oudst bekende vermelding van het colfspel vinden we in het derde boek van Jacob van Maerlants “Boeck Merlijn” uit 1261. In de editie Sodmann uit 1326 zien we de Platduitse versie met de volgende versregels:

Dat ze to enen dorpe quamen
Dar liepen harde vele kinder
4615
In enen mersche meere vnde mynder
Vnde slogen dar eynen bal
Merlijn de dit wiste al
Sach de boden want he was daer
Vnde he trat een deel dar naer
4620
Vnde gaff den rikesten enen slach
Van den dorpe dat he lach
Mit ener koluen vor zine schene
Omb dat ene schelden zolde de gene
Dat kint weende vnde sprack to merlijne wart
4625
Onreyne vaderloze bastert

In 1880 publiceerde dr. Johannes van Vloten een ‘vernederlandste’ versie van dit manuscript, waarbij hij op gedegen wetenschappelijke gronden de oorspronkelijke eerste versie in het Middelnederlands uit 1261 van Jacob van Maerlant reconstrueerde: Merlijn, naer het eenig bekende Steinforter handschrift. Hier is dezelfde passage als volgt verwoord (hoofdstuk XV volgens Van Vloten, het ‘derde boeck’ volgens het handschrift):

Dat zi tenen dorpe quamen,
Daer liepen herde vele kinder
In enen mersche, meer ende minder,
4935
Ende slogen daer enen bal.
Merlijn die dit wiste al,
Sach die boden, want hi was daer,
Ende hi trat een deel daer naêr,
Ende gaf den rikesten enen slach
4940
Van den dorpe, dat hi lach,
Met ener kolven vor sine scene,
Omdatten scelden zoude degene.
Dat kint (weende ende) sprack te Merlijne waert:
“Onreine, vaderloze bastaert”

Vrij vertaald in hedendaags Nederlands staat daar:

Ze (= de vier boodschappers van de koning die op zoek zijn naar een bastaardkind die toverkrachten zou bezitten) kwamen uiteindelijk bij een dorp, waar een stel kinderen op een weiland met een bal speelde. Merlijn was daarbij en zag de boodschappers aankomen. Hij ging hun kant op en sloeg het rijkste kind van het dorp met zijn colf tegen de schenen, opdat de jongen hem zou uitschelden. Het kind schreeuwde tegen Merlijn: ‘Vuile, vaderloze bastaard!’.

De zinnen “Daer liepen herde vele kinder, in enen mersche, meer ende minder, ende slogen daer enen bal” en de hoofdpersoon van het verhaal, ‘Merlijn’, die net voorbij liep en de rijkste van de kinderen ‘met ener kolven’ voor zijn schenen sloeg, duiden erop dat een kolfachtig spel de Hollanders al sinds de middeleeuwen heeft vermaakt.,

Ook verder komen we nog een verwijzing naar het colfspel tegen. In regel 20305 lezen we de zin:

Ende sloech sine colve op die aerde