Colfstok 16e eeuw

Aan het woord is Cees Herweijer, depotbeheerder van het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR). Hij maakte studie van een bijzondere archeologische vondst: een colfstok uit de 16de eeuw, opgegraven in Schiedam.

Gevonden in het talud van de gracht
Voorafgaand aan een bouwproject op historische grond komen eerst archeologen in actie. Voordat graafmachines alles wat er van waarde in de bodem zit vernielen, doorzoeken zij het terrein minutieus op archeologische objecten. 

Al meerdere malen deed het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam opgravingen bij kasteel Huis te Riviere in Schiedam, gelegen aan de rand van de oude stad Schiedam. Een deel van de burcht is nog intact. Wat er omheen stond ging verloren, onder andere tijdens de Hoekse- en Kabeljauwse Twisten rond 1350 en twee eeuwen later gedurende de Tachtigjarige Oorlog. 

Schiedam ontstond rond het midden van de 13de eeuw en kreeg rond 1275 stadsrechten. Aleida van Henegouwen, de dochter van graaf Floris IV van Holland, schonk deze rechten en liet aan de rand van de stad het grote kasteel Huis te Riviere bouwen.

Het kasteelterrein is meerdere malen onderzocht door archeologen. Bij de laatste opgravingen, in 1995, werd in het talud van de gracht een colfstok uit de 16de eeuw gevonden. Opgegraven door amateur-archeologe Machteld Gravin van Limburg Stirum.

‘We weten niet hoe die in de gracht is terechtgekomen’, zegt Cees Herweijer, depotbeheerder van het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR). ‘Daar kun je alleen maar naar gissen. Maar het huidige golf werd vroeger colf genoemd en werd in de winter ook op ijs gespeeld. het zou dus best kunnen dat de stok zo in het water is beland.’

Colf werd verbannen uit de stad
De colfstok bestaat uit een houten steel met aan de onderkant een slof van lood. De handgreep, die met leer of touw omwikkeld werd, is afgebroken. Oorspronkelijk moet hij 1 meter 10 lang zijn geweest. Zonder het handvat meet hij 60 cm.

‘Meestal vind je alleen de loden slof’, zegt Herweijer. ‘Die worden met een detector relatief vaak opgespoord. Ze blijven intact onder de grond, maar de stok gaat doorgaans verloren. Ditmaal niet en daarom was deze vondst zo bijzonder.’

De huidige vondsten van opgravingen in Schiedam gaan direct naar het provinciaal depot. Ook de vondsten die BOOR in het verleden in Schiedam deed zijn intussen overgedragen aan het depot van de provincie Zuid-Holland. Niet met het doel om ze op te slaan in een kelder. ‘Het is het beleid van de provincie om zoveel mogelijk vondsten uit het depot te houden en in vitrines te laten belanden.’

En zo kwam deze antieke colfstok bij Het Nederlands Golfmuseum terecht. In bruikleen gekregen van de Provincie Zuid-Holland zodat iedereen ervan kan genieten.

Herweijer is goed gedocumenteerd en kan veel vertellen over de achtergronden van de stok. ‘Hij werd gebruikt voor colf, de eerste versie van het huidige golfspel’, vertelt hij. ‘Aanvankelijk hadden ze houten stokken en houten koppen, later werden er koppen van lood gebruikt. De ballen waren eerst van iepen- of beukenhout en vanaf 1500 ook van leer gevuld met koeienhaar. Het was de bedoeling de bal in zo min mogelijk slagen naar een doel te spelen. Vaak waren dat deuren en bomen en dat veroorzaakte veel schade; mensen werden geraakt. Daarom werd het spel verbannen naar plekken buiten de stad. Later ontstond het kolfspel dat erg populair was. Dat werd gespeeld op een speciale baan van ongeveer 20 meter lang, met aan het einde twee palen als doel. Deze lagen vaak in de buurt van een herberg. In 1769 telde Amsterdam wel tweeduizend van die kolfbanen.”